Klik op de vraag en keer terug via oranje pijl
1. Als je geen cabaretier was geworden, wat dan?
2. Waarom ben je niet verdergegaan in de logica?
3. Welk programma speel je liefst?
4. Een tijd terug schreef je ‘het Coronacabaret’. Mag er met corona gelachen worden?
5. Is je zoon Benjamin als renner even goed als zijn broer Tim?
6. Wat zijn je sterkste en je zwakste punten?
7. Wat was je beste en je slechtste optreden ooit?
8. Zou je zelf ooit in de politiek willen gaan?
9. In welk land had je geboren willen worden?
10. Waarom zien we je zo weinig op tv?
Reserve: Wie zijn je grote voorbeelden?
Bonus: Hoe lang zou je willen doorgaan?
1. Als je geen cabaretier was geworden, wat dan?
Misschien coureur. Ik weet niet of ik het talent van mijn zonen had. Daarvoor was een genetische verbetering nodig via mijn vrouw.🙂
Toen ik 16 jaar was wilde ik koersen. Maar ik dacht dat het al te laat was. En op mijn 20ste wilde ik journalist worden. Ik heb in Leuven tijdens mijn rechtenstudies nog een tijd journalistiek gevolgd. Maar ik heb misschien meer een kop voor een komiek.
2. Waarom ben je niet verdergegaan in de logica?
Dat lesgeven deed ik graag: in mijn werkcolleges zat altijd een show-element. Ik stak er soms ook wat competitie in. Maar het wetenschappelijk werk was eenzaam. De respons op een cabaretoptreden is zoveel groter. De energie die uitgaat van een enthousiaste zaal is onvervangbaar. Dat heeft de doorslag gegeven.
3. Welk programma speel je liefst?
‘De Keurschlager’, het meezingprogramma. Daarin speel ik een charmezanger die levensliederen zingt. Dat is voor mij pure ontspanning. Soms lukt het zelfs de mensen aan het dansen te krijgen. Dan voel ik mij een echte DJ die zijn eigen platen zingt.
Het programma: ‘Sterren op de Koersvloer’ is dan weer een ludieke kijk op de koers. Met die twee profrenners in ons gezin heb ik geluk het te kunnen brengen vanuit het hart van het peloton.
En dan is er nog ‘het Zwyn deur de Bjèten’. Als 'professor Declercq' leer ik de mensen West-Vlaams. Met een quiz erbij. Het is lachen en leren tegelijk. Ook ‘het Dementiecabaret’ is infotainment: hoe kan humor helpen beter om te gaan met vergeten?
4. Tijdens de lockdown schreef je ‘het Coronacabaret’. Mag er met corona gelachen worden?
Verdorie ja! Het is strikt nodig voor onze geestelijke gezondheid. Ieder optreden voel ik bij het publiek de opluchting de problemen eens te kunnen wéglachen. Men zegt: humoristen zijn de beste psychiaters. Humor lost geen problemen op, maar helpt eroverheen. Het heeft te maken met het afreageren van een bepaalde spanning. Hoe meer kommer en kwel, hoe meer behoefte aan luim. Of we worden depri. Kijk naar al die grappen die tijdens de lockdown hebben gecirculeerd. Het helpt de mensen zich beter met hun situatie te verzoenen.
Ik voelde in de zaal dat de mensen de actualiteit dit jaar goed hebben gevolgd; er was niet veel anders te beleven.🙂 Er werd net méér gelachen. Inspiratie genoeg: de stijl van onze virologen, de woorden van het jaar: ‘knuffelcontact’ is zo’n mooi woord, of ‘coronakilo’s’, de reisbestemmingen die circuleerden: ‘ik ga heel de zomer naar Tuinesië’, en de absurde maatregelen: ‘We moesten bij het raam zitten op de trein naar de kust, maar niet in het terugkeren, want het virus was aan de zee gebleven…’🙂
Nu, er was ook de regeringsvorming; de BV-leaks, de klimaatstrijd, het proces Bart De Pauw, K2 zoekt K3… Maar ik besloot met een heuse coronapotpourri.
5. Is Benjamin als renner even goed als zijn broer Tim?
Dat vragen ze vaak. Het zijn andere types. Tims bijnaam is ‘el Tractor’, een diesel met de explosiviteit van een strijkijzer. Zelf was ik in het voetballen meer een sprinttype, ik weet niet of ik me als vader vragen moet stellen…🙂
Benjamin is een springveer, een puncher. Op mijn optreden grap ik dan dat we 27 jaar geleden veranderd zijn van facteur.🙂 Hij heeft veel tegenslag gehad door ziekte en valpartijen, maar ik denk: the best is yet to come.
Nog een verschil: Benjamin was een goeie student, die zijn economiestudies binnen de 5 jaar klaarde. Terwijl Tim het record brak van eeuwige student. Tot hij dit jaar gelauwerd werd als master bewegingswetenschappen. Na 14 jaar!🙂 Hij haalde er zelfs het internationale sportnieuws mee.
Een gelijkenis is dat ze allebei veel humor hebben. Zoals hun zus Linde trouwens. Die kan ook imiteren en zingt als een nachtegaal. Ze zou haar pa kunnen opvolgen. ‘Maar pa, zo’n onzeker beroep…’
6. Wat zijn je sterkste en je zwakste punten?
Zwakste: je zou het misschien niet denken van iemand op het podium, maar toch een verlegen trek. Je ziet dat ook bij zoon Tim. Je denkt: een grote mond en plots is er daar die schuchterheid.
Nog een zwakte: het geheugen. Ik moet een sketch wel vijf keer spelen voor ik hem echt van buiten ken. Daarom probeer ik nieuwe nummers geleidelijk in te spelen tijdens het jaar. Ik gebruik ook trucjes: teksten op statief, op mijn gitaar, of de binnenkant van mijn contactlenzen.🙂 Wim Kan had andere trucs: die legde zijn teksten op het podium.
Sterkste: dat is aan het publiek om te oordelen. Sommigen zeggen: inspelen op het publiek. Dat vraagt wel veel inlevingsvermogen en briefing vooraf. Soms hoor ik ook: veelzijdigheid. Ik gebruik graag verschillende vormen: imitatie, parodie, improvisatie of werken met tv.
7. Wat was je beste en je slechtste optreden ooit?
Het beste publiek is een gezellige en lachgrage groep die goed de actualiteit volgt. Ik heb ook fijne herinneringen aan de wedstrijd Joi ’81 die ik won (in samenwerking met radio 2). Die prijs werd bepaald door het publiek. Er was zoveel ambiance in die jeugdclub Non Stop in Oostende.
Maar mijn slechtste optreden? Zeg maar op een 100-dagen viering in Waregem. Het jaar ervoor was ik er gaan optreden op invitatie van de studenten en toen was de sfeer geweldig. Het jaar erop wilde de directie dat herprogrammeren, maar dat was tegen de zin van een groep studenten die iets anders voor ogen hadden. Ik heb het boegeroep overleefd.🙂 Maar zo zie je dat de perceptie veel doet. Het gebeurt gelukkig niet vaak dat het tegenvalt. Dat komt omdat we vooraf met de inrichter overleggen hoe we de zaal gezellig en aandachtig kunnen schikken.
8. Zou je zelf ooit in de politiek willen gaan?
Och God nee. Tenzij om alles helemààl om zeep te helpen.🙂 Om te beginnen zou ik al niet weten voor welke partij. Ik vind overal wel goede en mindere dingen. Als cabaretier wil ik neutraal zijn. En neutraliteit wil voor mij zeggen: met iederéén lachen. Iedereen krijgt ervan: dat is mijn vorm van rechtvaardigheid. Mezelf incluis, want zelfspot is misschien de hoogste vorm van humor.
In mijn decor hangt een affiche met prachtige cartoons van Bram De Baere, een echte krak in zijn vak. Eén van de formats in het programma is het becommentariëren van die figuren. En die zijn van zowat alle strekkingen. Op het eind vraag ik aan het publiek wie op de affiche mankeert.
Ik durf wel zeggen dat ik democratisch ingesteld ben. Ieders mening telt. Dat moet ook wel: als komiek krijg je een mandaat van het publiek: ‘Zegt gij het ne keer in ons plaats.’ Dat is ook het verschil met een journalist: je hoort diréct hoe het publiek reageert.
Soms ga ik een absurde stelling in de mond leggen van een typetje. Maar ik besef wel dat er altijd twee kanten zijn aan een verhaal. In het klimaatduet laat ik 2 extremen samen zingen voor de verzoening. De donkergroene en de donkerblauwe. Het zijn natuurlijk typetjes, clichés, maar zo werkt polarisering.
Qua stijl hou ik het liefst niet te grof. Als je een milde stijl hanteert kan je meer zeggen.
Toen de carnavalisten beslisten niet meer met de coronacrisis te lachen, ben ik toch eens in de pen gekropen. Ik hou rekening met gevoeligheden, maar het mag niet zover gaan dat humor niet meer kan. Of het wordt censuur. Laat ons nog een beetje zot doen.
9. In welk land had je geboren willen worden?
In Italië natuurlijk. Ik ben een italofiel. Met een paar vrienden volgen we al jaren Italiaanse les. Het klimaat, de keuken, de mentaliteit, con amore, con umore, een beetje arrangiare … en een verwante geschiedenis.
Maar komisch gezien wel in België. We zijn een droomland voor het cabaret. Caesar zei het al: ‘van alle Galliërs zijn de Belgen de grappigsten’. Er zijn altijd spanningen en intriges, maar er vallen nooit doden. Ieder jaar vult ons inspiratieboekje zich vanzelf. Het volstaat gewoon te kijken naar de realiteit.
10. Waarom zien we je zo zelden op tv?
Dat is de vraag die me veruit het meest wordt gesteld. Na bijna ieder optreden.
Ik kom alleszins minder op tv dan el Tractor. Die komt de helft van de koers in beeld.🙂 Vroeger was hij de zoon van Karel, nu ben ik de pa van Tim.
In het begin van mijn carrière kwam ik vaak op de radio. Bij radio 2 Oost-Vlaanderen deed ik imitaties, bv. Vanden Boeynants. Ik speelde ook wekelijks het typetje Marcel Verachtert met Gust De Coster en Sabientje ‘myn appelsientje’ De Vos. Bij omroep West-Vlaanderen bracht ik vooral actualiteitsnummers en het caféprogramma het Gelag. Die regionale zenders kwamen nationaal door. Toen alles werd gecentraliseerd in Brussel viel dat allemaal wat terug.
Provinciaal is er veel interesse, maar toch mis ik belangstelling voor mijn programma’s nationaal. Als het toch gebeurt, bv. vroeger in Ochtendkuren, of onlangs in Vive le Vélo met Tim, geeft dat direct een heleboel optredens.
Die relatieve onbekendheid heeft wel een voordeel, dat je rustig kunt groeien op je ritme, dat je betaalbaar bent en dat je kunt verrassen. Het gevaar van tv is dat je rap een hype wordt; je schiet naar boven en… dondert na een tijd weer even hard naar beneden. Ik zie dat veel collega’s die vaak op het scherm kwamen intussen gestopt zijn.
Wat me wel deugd deed: op het ministerie van cultuur was vroeger een nationale lijst van artiesten. Een topman van die dienst zei ze me ooit: Karel, je staat in de top-5 van de best beoordeelde programma’s. Dat en die 30 jaaroverzichten die ik heb gemaakt, maken me fier. We hebben intussen 3.500 optredens gebracht in bijna alle gemeenten van Vlaanderen, vooral op basis van mond aan mondreclame. De waardering van het publiek, dat geeft me de grootste voldoening.
Reserve: Wie zijn je grote voorbeelden?
Sommigen vergeleken mij wel eens met Gerard Vermeersch, je weet wel van Avelgem tedju tedju. Of dat terecht is weet ik niet want ik zag hem nooit optreden. Dat komt wellicht omdat ik vroeger een tijd voordracht gevolgd heb. Dan deed ik mee aan die voordrachtwedstrijden, zoals het De Gruytertornooi. Veel mediamensen zijn daaruit gekomen. Vroeger volgde ik ook sterk het Nederlands cabaret. En die Engelsen Smith and Jones van Not the nine o’clock news. Absurd, actueel en dikwijls heel parodiërend van aard.
Bonus: Hoe lang zou je willen doorgaan?
Zolang ik kan. Mijn hobby is mijn beroep. Gelukkig heb ik nog een goeie fysiek. Een optreden geeft een pint vers bloed. Voor het publiék, maar ook voor mezélf. Het helpt tegen de verzuring. Corona leerde me beseffen hoe we beiden humor nodig hebben voor onze geestelijke gezondheid.